Voor het beoordelen van de robuustheid van de begroting is inzicht nodig in de omvang en de achtergrond van de risico’s en de aanwezige weerstandscapaciteit. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen incidentele en structurele weerstandscapaciteit. De incidentele weerstandscapaciteit is het vermogen om calamiteiten en andere éénmalige tegenvallers op te vangen, zonder dat dit invloed heeft op de voortzetting van taken op het geldende niveau. Met structurele weerstandscapaciteit worden de financiële middelen bedoeld die permanent ingezet kunnen worden om tegenvallers in de lopende begroting op te vangen, zonder dat dit ten koste gaat van de uitvoering van de bestaande taken.
Incidentele weerstandscapaciteit
Onderdelen van de incidentele weerstandscapaciteit zijn:
- Reserves: Algemene reserve en Reserve grondexploitatie
- Stille reserves: Activa die tegen een lagere waarde of nul zijn gewaardeerd en direct verkoopbaar zijn
- Onbenutte begrotingsruimte: Onvoorzien
De verwachte incidentele weerstandscapaciteit bedraagt per 31 december 2019:
(bedragen * € 1.000)
Omschrijving | Bedrag |
Algemene reserve | 23.711 |
Reserve grondexploitatie (voor risicoreservering) | 2.440 |
Stille reserve | 1.487 |
Onvoorzien | 59 |
Totaal | 27.638 |
Algemene reserve
De Algemene reserve is een reserve zonder bestemming en daardoor in beginsel vrij aanwendbaar. De Algemene reserve dient als buffer voor het opvangen van eventuele onvoorziene uitgaven (incidenteel) waarmee in de planning geen rekening is gehouden en die noodzakelijkerwijs dienen plaats te vinden. Hierbij valt te denken aan:
- financiële risico's waarvoor geen bestemmingsreserve of voorzieningen zijn gevormd of waarvoor in de begroting geen financiële middelen zijn gereserveerd, omdat er nog geen getrouwe kwantificering van de risico's kan plaatsvinden;
- het opvangen van eventuele rekeningtekorten;
- het opvangen van een eventueel begrotingstekort.
De vrije Algemene reserve kan worden ingezet voor de dekking van incidentele exploitatie-uitgaven. De verwachte vrije Algemene reserve bedraagt op 1 januari 2020 (voor risicoreservering) afgerond € 26,2 miljoen.
Stille reserves
Van Stille reserves is sprake wanneer activa niet duurzaam aan de bedrijfsuitoefening zijn verbonden. In de praktijk gaat het om onroerende zaken die in eigendom zijn van de gemeente en die niet meer nodig zijn voor de bedrijfsuitoefening. Het gaat daarbij om gemeentelijke gebouwen die binnen twee jaar verkocht kunnen worden en losse pachtgronden.
In oktober 2012 stemde de raad in over te gaan tot verkoop van gemeentelijke gebouwen die niet direct onderdeel uitmaken van de gemeentelijke bedrijfsvoering. Afgelopen jaren is een aantal panden verkocht. Wij schatten in dat de verkoop van de overige gebouwen na afkoop van de boekwaarde samen nog € 515.000 oplevert.
Wij hebben 15 hectare grond in losse pacht uitgegeven. De Stille reserve van deze laatste gronden bedraagt circa € 972.000.
Resumé
Onze gemeente beschikt over een stille reserve van in totaal € 1.487.000 (€ 515.000 + € 972.000).
Onvoorzien
Gemeenten zijn verplicht voor onvoorziene uitgaven een (vrij te bepalen) bedrag op te nemen in de begroting. In de Meerjarenbegroting is een stelpost Onvoorzien opgenomen van € 59.000 per jaar.
Structurele weerstandscapaciteit
De structurele weerstandscapaciteit bestaat uit onbenutte belastingcapaciteit, onbenutte investeringsruimte en onbenutte begrotingsruimte. De verwachte totale structurele weerstandscapaciteit ziet er de komende jaren als volgt uit:
1 januari 2020 | 1 januari 2021 | 1 januari 2022 | 1 januari 2023 | |
Begrotingsruimte | 95 | 107 | 120 | 120 |
Stelpost IBP Onbenutte belastingcapaciteit | 74 70 | 67 70 | 40 70 | 40 70 |
Structurele investeringsruimte | 886 | 861 | 746 | 851 |
Totaal | 1.125 | 1.105 | 976 | 1.081 |
Begrotingsruimte
In 2019 heeft de gemeenteraad besloten een bedrag van € 144.000 per jaar te reserveren voor de correctie van de inflatie op materiële uitgaven. Dit bedrag is gerelateerd aan de stijging van de prijzen 2019 conform de consumentenprijsindex van het CPB en de materiële uitgaven van deze gemeente. Op dit moment is dit bedrag nog niet volledig en concreet gekoppeld aan de uitgaven en daarmee vanaf 2020 nog deels vrij inzetbaar.
Stelpost IBP
Het Rijk heeft bij de behandeling van de maart-circulaire 2018 rekening gehouden met een bedrag voor de inzet op het interbestuurlijke programma welke een vervolg is op het Regeerakkoord van deze regeringscoalitie. Dit bedrag is door deze gemeente en het Rijk nog niet volledig geconcretiseerd in lokale acties en investeringen en daarmee vrij inzetbaar.
Onbenutte belastingcapaciteit
Uit het rapport "Evaluatie systematiek macronorm onroerende zaakbelasting” (2015) kwam naar voren dat de macronorm onroerende zaakbelasting (OZB) geen effectief beheersingsinstrument bleek. Om deze reden is geadviseerd deze norm af te schaffen. Gezamenlijk overleg tussen het Rijk en de VNG heeft geresulteerd in de introductie van een benchmark, waarin naast de ozb ook de riool- en afvalstoffenheffing worden vergeleken. In de benchmark wordt een vergelijking van de gemeentelijke woonlasten en de gemeentelijke
tariefontwikkeling per provincie gegeven, net als de landelijke en provinciale gemiddelden. Middels deze (grafische) vergelijking worden de onderlinge verschillen tussen gemeenten nog inzichtelijker gemaakt. Het overzicht vergelijkt binnen de provincie de tariefswijzigingen per gemeente en het cumulatief bedrag van de drie heffingen per gemeente.
De invoering van een benchmark past goed binnen de autonome beleidsbevoegdheid van gemeenten ten aanzien van de lokale heffingen. De benchmark bevordert ook het lokale debat over de ontwikkeling van de autonome keuzes over de heffingen. Op lokaal niveau vraagt dit van gemeenten nog beter uitvoering te geven aan de al bestaande verplichting om een deugdelijke onderbouwing te geven van de lastenontwikkelingen in de gemeentelijke begroting. Het COELO zal de benchmark samenstellen en opnemen in de Atlas van de lokale heffingen.
In 2019 is rekening gehouden met een macronorm OZB van 4,0%. In de Programmabegroting 2020 houden we rekening met een lichte stijging van de OZB tarieven met 1,5% ten opzichte van het OZB tarief van het jaar 2019. In 2020 bedraagt de onbenutte belastingcapaciteit daarmee 1,6% ten opzichte van de gestelde macronorm 2019, oftewel een bedrag van € 70.000.
Structurele investeringsruimte
Voor de jaren 2020 en verder wordt rekening gehouden met een structureel bedrag per jaar voor investeringsruimte. Dit betreft de stelposten:
- Leefbaarheidsplannen (tussen €300.000 en € 453.000 per jaar). Beschikbaar gesteld voor planvorming om de kernen levendiger en aantrekkelijker te maken.
- Werkplekinrichting (€ 183.000). Beschikbaar voor jaarlijkse vervanging van een deel van het kantoormeubilair en ICT middelen (beeldschermen, telefoons, I-gels enz.)
- Verkeersbeleid (€ 250.000). Bestemd voor het oplossen van verkeersknelpunten.